De ziekte van Addison-Biermer ..en hoe deze vergeten werd.

(klassieke benaming Pernicieuze Anemie)

Geschiedenis

In de 19e eeuw werd dit ziektebeeld onafhankelijk van elkaar beschreven door Thomas Addison en Anton Biermer.
Biermer noemde de ziekte "Pernicieuze Anemie" (PA) omdat er anemie (bloedarmoede) waargenomen werd. Pernicieus omdat de ziekte verderfelijk was, men ging er uiteindelijk aan dood.
Begin 30er jaren van de vorige eeuw kwam men tot de ontdekking dat deze patiënten opknapten door dagelijks een flinke portie rauwe lever te eten. In lever zat blijkbaar iets waaraan de patiënt te weinig had. In 1934 ontvingen drie Amerikaanse artsen hiervoor de Nobelprijs voor geneeskunde.
Het jaar daarna promoveerde Juda Groen te Amsterdam op "Klinisch en experimenteel onderzoek over anaemia perniciosa en voorwaardelijke deficientie".
In die jaren ontdekte William B. Castle dat de opname afhankelijk was van een stof in de maag (Intrinsic Factor). Het bestaan hiervan was een voorwaarde voor de opaname. De stof die in de lever zat kende men niet en noemde deze Extrinsic Factor.
Na de oorlog heeft men de stof in de lever kunnen isoleren en deze vitamine B12 genoemd. Een belangrijke doorbraak. Tot die tijd kreeg men in deze situatie vaak leverinjecties en daarna kwamen de B12-injecties beschikbaar en was de ziekte goed te behandelen. De lever bleek een belangrijke voorraadkamer te zijn voor B12, voor minder goede tijden dus.
In 1953 promoveerde Hendrik O. Nieweg in Groningen Cum Laude met zijn proefschrift: "Vitamine B12- en foliumzuurdeficiëntie". Hierin wordt dit de ziekte van Addison-Biermer genoemd. Dit probleem wordt hierin nog vooral vanuit het afwijkende bloedbeeld (Hb, MCV e.d.) behandeld.
In 1967 promoveerde Kornelis te Velde in Groningen met zijn proefschrift: "Parietaal cel antistoffen, chronische gastritis en pernicieuze anemie".
Hierin wordt al duidelijk dat bij veel patiënten met klachten door dit probleem er geen afwijkend bloedbeeld is. Dus geen bloedarmoede of verhoogd MCV. Ook aan de erfelijkheid is een hoofdstuk gewijd.
We hebben hier dus met een al jaren bekende ziekte te maken. De ziekte waarbij de B12 niet meer goed opgenomen wordt.

Foute naam
In de medische literatuur wordt met Pernicieuze Anemie bedoeld de ziekte waarbij de vitamine B12 niet meer goed wordt opgenomen. Door deze ziekte krijg je dus een tekort aan B12 en daardoor kan een breed scala aan klachten ontstaan. Het merendeel van deze patiënten heeft dan (nog) geen anemie. Vroeger was het eerste symptoom de bloedarmoede, vandaar deze naam.
In nogal wat medische geschriften wordt pernicieuze anemie gezien als gevolg van het B12-tekort. Hier wordt pernicieuze anemie gezien als een bepaalde vorm van anemie en daardoor gaat het dus fout door deze term.
Dit probleem als een afzonderlijke ziekte wordt eigenlijk nergens gemeld op medische sites. En tijdens de opleiding wordt B12-tekort behandeld als oorzaak van bloedarmoede, maar niet als afzonderlijk probleem. Daardoor is er een groot deel van de huisartsen en specialisten die een B12-tekort niet mogelijk achten bij iemand zonder bloedarmoede.

Te pas en te onpas injecties?
Behalve de misleidende naam voor deze ziekte is ook bekend dat er een groot grijs gebied is van laag-normale B12-waarden waarbij er al klachten kunnen zijn. Hierover zijn meerdere medische artikelen verschenen. Hierin wordt dus geschreven over functionele tekorten terwijl de waarde in het bloed normaal is.
Omdat er klachten kunnen zijn zonder bloedarmoede en met B12-waarden ruim binnen het referentiegebied worden veel diagnoses gemist.
In de tijd na de oorlog was dit nog niet zo goed bekend en kwamen dokters er achter dat patiënten met dit soort klachten en "zonder afwijkende tests" wel baat dachten te hebben bij de injecties. Eerst lever- en later B12-injecties. Dit werd niet goed begrepen en vooral gezien als placebo-effect.
De huisarts M. Mel uit Eindhoven schreef hierover in 2000 een artikel in het Tijdschrift voor Huisartsgeneeskunde. Citaat: "In het verleden zijn er vaak vitamine-B12 injecties gegeven op speculatieve basis voor een groot aantal vage klachten, zoals moeheid, spierpijn, brandende voeten, angst, artritis, hoofdpijn, verminderde en versterkte eetlust, slapeloosheid, gordelroos, verslechterde visus, vergeetachtigheid, flushes, depressie, pijnlijke tong, duizeligheid, obstipatie, impotentie, buikpijn en allergie."
En verder: "Ondanks dat deze therapie lange tijd te pas en te onpas werd gegeven, is er geen placebogecontroleerde, dubbelblinde studie bekend, die het effect van deze behandeling heeft aangetoond."
Omdat men gefixeerd was op bloedarmoede en geen weet had van het "grijze gebied" werd het gauw op het placebo-effect gegooid. Mogelijk dat dit mede de oorzaak is dat hier zo negatief over wordt gedacht. Veel van die "speculatieve behandelingen" kunnen wel eens heel erg nodig zijn geweest.

Van de levertherapie werd ook duidelijk de verbetering gezien. Als iemand zich beter gaat voelen door schildklierhormonen, dan wordt dat ook voor waar aangenomen door artsen. Als een aspirientje helpt bij hoofdpijn, dan geloof je de patiënt toch ook. Bij B12 lijkt dat anders te zijn en dat komt dan vooral door de onbekendheid op dit gebied.

Vandaag de dag
Door de komst van internet lezen patiënten hier meer over en delen ze hun ervaring met anderen. Er is, naast veel onzin, ook veel goede informatie te vinden over je eigen ziektebeeld. Daardoor zal iemand zich veel kennis verwerven over het eigen ziekzijn, Vaak beter dan de gemiddelde dokter, want die moet een veel bredere kennis hebben. De patiënt leert veel via lotgenotencontact en met internet gaat dat veel beter dan vroeger.
Mensen gaan zoeken op hun symptomen en komen dan bij de dokter om b.v. op B12-te laten prikken. Dit gaat nogal eens moeilijk omdat er geen afwijkend bloedbeeld is. En als er wel getest wordt dan wordt de onderste referentiegrens nogal eens gebruikt en alles wat daar boven ligt als normaal gezien en dus niet afwijkend. Dit alles door te weinig kennis hiervan. Dat er nogal eens iemand komt met de vraag om op B12 te mogen prikken wordt door dit alles nogal gauw als hype afgedaan. 
Het zou dus heel belangrijk zijn dat dokters goed luisteren naar hun patiënt en daarnaast zich hier wat meer in zouden verdiepen. Wetenschappelijk gezien is er enorm veel over gepubliceerd, maar weinig dokters nemen de moeite zich dit eigen te maken. Onbekend maakt onbemind. Een enkele internist of neuroloog die dit oppakt, maar owee als de collega's horen dat het om een vitamine gaat.... De collega's denken direct aan activiteiten in de alternatieve sfeer en keuren dit op voorhand al af. Zo komt het nooit tot een goede nascholing en wordt dit probleem niet goed in de opleiding opgenomen. Zelfs de Inspectie voor de Volksgezondheid ziet de behandeling met injecties als niet-reguliere zorg.
Het NHG heeft een Standpunt B12-deficiëntie gelanceerd, geschreven door twee huisartsen, wat totaal niet strookt met de ervaring die de Vitamin B12 Research Group gedurende een decennium heeft opgedaan. Het NHG probeert hiermee deze "hype" de kop in te drukken. Maar ja, het zal niet lukken want het is een echte ziekte. Een ziekte waar elke huisarts en bijna elk specialisme mee te maken krijgt.
In het Erasmus MC zat de juiste man in het Klinisch Chemisch Lab, die op de hoogte was van de B12-problematiek. Echter dit hoofd van de afdeling kreeg geen gehoor bij de specialisten van het ziekenhuis daar. Met klachten door B12-deficiëntie loop je in dat ziekenhuis een grote kans om de diagnose SOLK te krijgen.
En vergeet niet de honderden kinderen die met een B12-tekort rondlopen zonder dat een kinderarts hiermee bekend is en daardoor zelfs deze diagnose niet eens overweegt.  
Het is een ingrijpende ziekte waar tienduizenden mensen in Nederland aan lijden, maar tijdens de opleiding komt deze niet aan de orde.
Het menselijk leed dat hierdoor intstaat is enorm, maar daarnaast de grote kosten door de misdiagnoses maakt alles nog schrijnender. De collectieve medische misser van de eeuw!

Henk de Jong 2017 http://home.kpn.nl/hindrikdejong/

Meer onderwerpoen hierover om snel te printen