Diagnose B12-tekort, Addison-Biermer en onderzoeken | |
Laatste aanpassing: 27-03-19 |
De diagnose B12-tekort
Bloedarmoede (en wat er soms
fout gaat met de behandeling hiervan) Van bloedarmoede(anemie) spreekt men als het Hb(hemoglobine) te laag is. Hoewel de naam Pernicieuze Anemie dit zou doen verwachten is er lang niet in alle gevallen van een B12-tekort sprake van bloedarmoede. Het zijn meestal vrouwen die bloedarmoede krijgen. In verreweg de meeste gevallen is de oorzaak dan ijzertekort, maar het kan ook komen door een vitamine B12- of foliumzuurtekort. Bij bloedarmoede moet dus altijd naar de andere bloedwaarden gekeken worden, met name naar het MCV(gemiddelde groootte van de rode bloedcellen en het aantal hiervan (erytrocyten) (RBC). Dit is het aantal rode bloedcellen per kub. mm. Aan deze 2 waarden is te zien of er sprake is van een microcytaire- of van een macrocytaire anemie. De eerste wordt meestal veroorzaakt een ijzertekort en de tweede door een B12- of foliumzuurtekort. Dus voordat de behandeling hiervoor start moet er duidelijkheid bestaan over de oorzaak van de bloedarmoede. Doordat het meestal een ijzertekort is wordt soms uit gewoonte ijzertabletten voorgeschreven(vooral bij vrouwen). Er wordt dan alleen maar naar het Hb gekeken. Als echter het MCV te hoog is en het aantal erytrocyten te laag dan duidt dit op een tekort aan B12 of foliumzuur. Als uit gewoonte de patiënt met een flinke doos staalpillen naar huis wordt gestuurd is deze blij dat de dokter toch maar iets gevonden heeft. De klachten zullen echter blijven en na verloop van tijd komt de patiënt (die keurig alle pillen heeft geslikt) weer bij de dokter. En dan blijkt dat het Hb niets is verbeterd. En dan wordt er pas gekeken naar de oorzaak. Uiteindelijk gaat de dokter het dus toch maar weer even ontdekken wat de oorzaak was. Maar wat niet verteld wordt is dat deze actie de therapie dan meestal met vele weken heeft vertraagd, wat echt niet goed is bij een B12-tekort. De vertraagde behandeling verhoogt de kans op blijvende schade aanmerkelijk.
|
||
Referentiewaarden Totaal B12 (Het
beoordelen van de B12-waarde)(kunnen per lab iets verschillen) Ook wordt de
B12-waarde wel uitgedrukt in pg/ml (= picogram per milliliter) of ng/l (=
nanogram per liter) De waarde in pmol/l = 0,738 maal de waarde in pg/ml Een enkele keer wordt
de B12-waarde uitgedrukt in µg/l (= microgram per liter) Vraag altijd de gemeten waarde en in welke eenheden deze uitgedrukt is De belangrijkste waarde is de ondergrens.
Deze ligt echter niet zo scherp. Het is niet zo: er boven is goed en er
onder is fout. De ene persoon heeft bij 130 pmol/l nog geen klachten terwijl een
ander die bij 180 pmol/l of hoger al heeft. De beoordeling hangt niet alleen van de
waarde af maar ook van de klachten. Dus als iemand klachten heeft die op
een B12-tekort wijzen dan kan zelfs een hogere waarde verdacht zijn, zeker
als die waarde langzaam aan het zakken is.
Wees verdacht op
een dalende trend
Dat het hier soms toch fout mee gaat doet denken aan de
uitspraak van Godfried
Bomans: |
||
De laag-normale B12-waarde (het
grijze gebied) Een B12-waarde van >350 pmol/l betekent dat er hoogstwaarschijnlijk geen B12-tekort is. Het komt voor dat mensen met een B12-waarde boven 150 pmol/l toch een B12-tekort hebben met of zonder uiteenlopende klachten. Het bloedbeeld (Hb, MCV) kan in deze situatie nog normaal (binnen het referentiegebied) zijn. Hoe lager de B12-waarde, des te groter is de kans dat er een functioneel B12-tekort is. De B12-waarde in het bloed geeft een indicatie over een eventueel B12-tekort in de weefsels/cellen. Een laag-normale waarde is, in geval van dit ziektebeeld, een voorstadium en niet een "licht geval" dat wel met smelttabletten of iets anders is op te lossen.
Een verhoging van de
homocysteïne in het bloed kan veroorzaakt worden door een B12- (of
B6 of foliumzuurtekort). Deze verhoging is er dan al voordat de B12 door de
onderste referentiegrens gaat, maar er al wel van een tekort sprake is. Dus bij de laag/normale B12-waarde kan het zinvol zijn hierop te
laten prikken. Kan de huisarts voor je regelen. Een niet verhoogde waarde
geeft geen zekerheid dat er geen tekort bestaat.
|
Als de patiënt bij de internist komt kan er ook een beenmergpunctie plaatsvinden. Dit kan extra informatie geven o.a. over afwijkingen van het voorstadium van de rode bloedcellen. .
De Schillingtest
(B12-resoptietest) Hierbij werkt men met een kleine hoeveelheid radioactief gemerkte B12 via de mond en een injectie van 1 mg ongemerkte B12 en wordt gedurende 48 uur de urine verzameld. De Schillingtest verhoogt dus de B12 in het bloed. Uit het percentage van het radioactieve B12 dat in de urine wordt teruggevonden wordt bepaald hoeveel B12 door de darm is opgenomen. Is dit dit percentage < 5% dan is er een slechte opname van B12. Boven 15% zou de opname normaal zijn. Tussen deze waarden is de opname verminderd. In geval van een verminderde opname kan deel 2 van de test worden gedaan maar dan met een radioactief gemerkte Intrinsic factor/B12 combinatie. Als nu het percentage gemerkte B12 in de urine wel normaal is, dan duidt de slechte opname op een tekort aan Intrinsic Factor. Als dit blijkt dan is de diagnose nagenoeg zeker Pernicieuze Anemie. Als de beide tests afwijkend zijn kan dit liggen aan een opname stoornis van de darm of een gebrek aan transporteiwit. Bij een Schillingtest die normaal is (dus geen afwijking) kan deel 3 van de test worden uitgevoerd. Hierbij wordt eiwitgebonden B12 toegediend. Deze test kan uitwijzen of er sprake is van een eiwitsplitsingsprobleem door een gebrek aan maagzuur. De B12 kan dan in de maag niet van de voedseleiwitten losgemaakt worden. Ondanks een normale eerste Schillingtest kan er dan toch een B12-opnamestoring zijn! Dit komt dan omdat men met de eerste twee tests met zuivere B12 werkt. De B12 hoeft dan niet losgemaakt worden. Let op! Bij de Schillingtest wordt een B12-injectie gegeven. Dus de tests op homocysteïne en methylmalonzuur hebben na de Schillingtest geen nut meer. Klik hier voor de folder van het Canisius-Wilhelmina ziekenhuis.
|
|
Als de IF-antistoffen positief getest zijn. In dit geval is de diagnose Addison-Biermer met zekerheid gesteld en dienen, als er B12-klachten zijn, de injecties gestart te worden. De B12-waarde hoeft daarvoor niet te laag te zijn. Het kan zelfs voorkomen dat de tests op methylmalonzuur en homocysteïne het tekort op weefselniveau nog niet kunnen aantonen. Dit laatste mag nooit een reden zijn om de behandeling met injecties uit te stellen. |
|
Als
een laag/normale waarde ten onrechte als oorzaak wordt uitgesloten |
Let wel, voor de klachten maakt het niet uit of het B12-tekort komt door Pernicieuze Anemie of door een andere (minder vaak voorkomende) oorzaak. Het is natuurlijk van belang om de B12 spiegel gemeten te hebben voordat de eerste injectie wordt gegeven of de Schillingtest wordt uitgevoerd. Dan is in ieder geval de laagst gemeten waarde bekend. Deze waarde geeft een globale indicatie over de problemen die zijn te verwachten als gevolg van het tekort.
Wanneer
is het zeker Addison-Biermer? Als de Schillingtest dit uitwijst. Als een of beide antistoffen positief worden getest. Als via een gastroscopie een Gastritis type A wordt aangetoond. Als een hoge gastrine in het bloed wordt gevonden (zonder gebruik maagzuurremmers) Bij een aangetoonde TC-deficiëntie. Bij een extreem lage Totaal B12 of Actief B12 met een een normaal voedingspatroon (niet veganistisch) en het tekort niet door een bekende onderliggende ziekte wordt veroorzaakt. |
Onderzoeken
| Terug naar: Informatie over de ziekte | Naar de beginpagina |